...

Category Archive Boerboel

Rasstandaard van de Boerboel

De rasstandaard van de Boerboel

De rasstandaard van de Boerboel

Er bestaan verschillende organisaties die af en toe iets verschillen in standaard. De eerste organisatie die een rasstandaard opstelde was het SABT. Dit is nog steeds de meest gebruikte rasstandaard.

De gemiddelde standaard: (dit i.v.m de verschillende organisaties)

Het Algemeen Voorkomen.

  • Het algemene beeld moet dat van een Boerboel zijn.
  • De Boerboel is een grote, sterke, forse hond met krachtige spieren.
  • Er mogen geen kenmerken van welk ander ras dan ook te zien zijn.
  • Zijn bewegingen moeten vlug en lenig zijn.
  • Zijn bouw moet forser, zwaarder en groter zijn dan de boxer, maar weer lager in de benen dan de Deense dog.
  • De schofthoogte mag bij een reu niet lager zijn dan 66 cm en bij een teefje niet lager dan 61 cm.

 

Het Karakter.

  • Moet een goed temperament hebben.
  • Moet intelligent zijn, standvastige en moet trouw zijn aan zijn baas, zelfs wanneer zijn leven op het spel staat.
  • Moet de karakteristieken van een goede waakhond bezitten van jongs af aan.
  • Moet houden van alle gezins leden en moet speciaal van kinderen houden.
  • Moet zelfvertrouwen bezitten.

 

Het Hoofd

  • Moet groot en sterk zijn.
  • Moet een typisch Boerboel-voorkomen hebben.
  • Moet symmetrisch, gebalanseerd en in relatie zijn tot.
  • Moet een rechte lijn tussen de oren hebben.
  • De lengte van de neus mag bij mannelijke honden maximaal 10 cm lang zijn en bij vrouwtjes maximaal 8 cm. De neus moet recht zijn zonder dat hij omhoog loopt en moet zwart gepigmenteerd zijn en zeker niet leverkleurig.
  • Het neusbeen moet recht zijn, met weinig tot geen omhooggaande lijn mag geen boxer snuit hebben.

 

De Ogen

  • Moeten goed gevormd zijn.
  • Moeten goed gepigmenteerd zijn.
  • Mogen niet uitpuilen.
  • Lichtbruin, geelbruin en donkerbruin zijn toegestaan. Blauw of blauwgrijs is onacceptabel.

 

De Oren

  • Moeten gemiddeld van grootte zijn, v-vormig en goed in relatie met de rest van het hoofd.
  • Moeten natuurlijk langs het hoofd hangen.

 

De bek

  • De kaken moeten recht, sterk en breed zijn.
  • De kaken moeten goed op elkaar sluiten. Ideaal is het schaargebit. De maximale afstand tussen de boven- en onderkaak mag 1 cm. zijn.
  • Zowel de onder als de boven kaak moet sterk en breed aan de achterkant zijn met een kleine versmalling naar voren.
  • De lippen moeten goed gepigmenteerd zijn en niet te veel afhangen, maar moeten de tanden bedekken

 

   De Nek

  • Moet sterk zijn, goed gespierd en in relatie staan met de rest van het lichaam van de hond.
  • Het nekvel wat los. Zijn nek moet in een rechte lijn zijn en goed tussen de schouderbladen aanhechten.

 

De Romp

  • De lengte van het lichaam moet in relatie staan tot de grootte van de hond.
  • Het lichaam moet de balans tussen de borst en het achterlijf zijn.

 

           De Rug

  • De rug moet recht en sterk zijn, een beetje gebogen over de lendewervels is toegestaan

 

Het Voorlijf

  • De borst moet sterk zijn, goed gespierd en breed in relatie tot de rest van het lichaam.
  • De voorpoten moeten recht staan, fors en sterk zijn.
  • Het losse vel vanuit de nek moet tussen de voorpoten worden gespannen, waarbij het goed uitgerekt wordt om over de brede borst te passen.
  • De schouders moeten sterk, goed gespierd en soepel zijn.
  • De ellebogen moeten niet naar binnen- of naar buitendraaien, zodat er in de voorpoten een comfortabele beweging kan plaatsvinden.

 

Het Achterlijf

  • Moet sterk en gespierd zijn.
  • Moet goedgevormd, recht en niet afhangend zijn.
  • De achterpoten moeten fors en sterk zijn.
  • De hakken mogen niet naar binnen- of naar buitengedraaid staan.

 

De Poten

  • Moeten goedgevormde zwarte kussentjes hebben. en de poot mag niet scherp zijn.
  • De poten moeten in relatie staan met de rest van het lichaam.
  • Ze mogen niet naar binnen of naar buiten staan.
  • De nagels moeten allen zwart zijn.

 

De Staart

  • De staart moet oorspronkelijk gecoupeerd zijn, maar een lange staart is toegestaan.
  • Het moet een eenheid vormen met de rest van de hond, moet niet te hoog of te laag staan, gebogen of schuin zijn.

 

De Vacht/Kleur

  • De vacht moet kort en glad zijn.
  • De volgende kleuren zijn toegestaan: geel (leeuw), vaal, roodbruin, bruin, grijs of brindle.
  • Sinds  de jaarvergadering van 2002 worden ook Bonte honden, zowel zwartbont als bruinbont aangekeurd bij SABT!!!  En zijn dus ook toegestaan.

 

Beweging

  • Moet krachtig zijn.
  • De beweging moet in één lijn lopen van voor naar achter, gezien van voor of van achter.

 

Diskwalificaties

 

  • Moeilijke gang.
  • Te groot.
  • Te zwaar.
  • Te klein.
  • Te licht.
  • Krullen in de vacht.
  • Doorgezakte rug.
  • Kenmerken van andere rassen.
  • Agressief van aard.
  • Onhandelbaar.
  • Te klein en karakterloos hoofd.
  • Korte boven- en lange onderkaak. Onderbijter meer dan 1 cm.
  • Levergekleurde of pigmentloze neus.
  • Spitse bek.
  • Blauwe ogen.
  • Een of beide ogen wit.
  • De borst te smal.
  • O-benen.
  • De voorpoten naar binnen- of naar buitengedraaid.

 

SABT :

 

 

GENERAL APPEARANCE

The Boerboel is a big strong dog, well balanced, with good muscle development and buoyant in movement. The dog should be impressive, and imposing. Male dogs appear noticeably masculine and bitches feminine.

BALANCE

The Boerboel is a perfectly balanced dog – all parts of the body should be in proportion.

TEMPERAMENT AND CHARACTERISTICS

The Boerboel is reliable, obedient and intelligent, with a strong watch-dog instinct. It is  self-assured and fearless.

THE HEAD

The head is the most important feature of the Boerboel, as it represents its total character. The head is short, broad, deep, square and muscular with well filled cheeks. The part    between the eyes must be well filled.

TOP-LINE OF THE HEAD/OCCIPUT

The top of the head is broad and flat, with prominent muscle development.

FACE

The face should blend symmetrically with the head, and can be with or without a black mask.

STOP

The stop should be visible, but not prominent.

MUZZLE

The muzzle is black with large nostrils that are widely spaced.

NASAL BONE

The nasal bone is straight and parallel to the top-line of the head. It is deep, broad and it tapers slightly to the front. The nasal bone should be 8-10cm long.

LIPS

The upper lip is loose and fleshly, and should not hang lower than the lower jaw. The upper lip (beneath the muzzle) should cover the lower lip.

JAWS

The jaws (mandibles) are strong, deep and broad, and narrows slightly to the front.

TEETH

Teeth should be white, well developed, correctly spaced, a complete set (42 teeth), and should have a scissors bite .

EYES

The colour of the eyes can be any shade of brown, but darker than the pelt. Eyes Should be horizontally set. It should be broad-spaced with firm, well pigmented Eye lids.

EARS

The ears should be of medium size, v-shaped and should be in proportion to the Head. They are set fairly high and wide against the head. When the dog is Interested, the ears should form a straight line with the top of the head.

Neck

PROFILE

The neck shows a noticeable muscle curve, and is attached high at the shoulder.

LENGHT

The neck is of medium length and in proportion to the rest of the dog.

APPEARANCE

The neck is quite strong and muscular, firmly attached to the head and gradually broadens up to the point where it is attached to the shoulder. The neck, head and shoulder should from a unit.

THE SKIN OF THE NECK

The skin of the neck is loose under the throat and becomes taut between the front legs.

BODY

The body narrows slightly towards the loin .

    1. TOP LINE

The top line should be straight.

    1. BACK

The back is straight, broad and in proportion, with prominent back muscles and a short loin.

    1. RUMP

The rump is broad and strong with good muscle development.

    1. CHEST

The chest is muscular and strong. The chest should be broad and deeply set between the forelegs, with well-attached and curved ribs. The rib cage should be in proportion to the chest.

    1. TAIL

The tail is attached high to the body. It should be straight and preferably short (three joints). Long tails are acceptable.

FORE-QUARTER

The forequarter is strong, muscular and in proportion to the rest of the dog.

    1. SHOULDER/WITHERS

The withers should be well attached, correctly angulated and with good muscle development.

    1. UPPER ARM

The upper arm should have good muscle development.

    1. FRONT LEGS

The front legs should be thick, strong, muscular and should stand perfectly vertical .

    1. FRONT PASTERNS

The front pasterns are short, strong and a vertical extension of the front legs and pastern joints.

    1. FRONT PAWS

The front paws are big well padded and rounded and with strong dark and curved toenails. The paws should point straight forward.

HINDQUARTER

The hindquarter should be strong, firm and in proportion to the rest of the dog, with the ability for effective propulsion.

    1. UPPER THIGHS

The upper thighs are broad, deep, well developed with prominent muscles.

    1. SECOND THIGH/GASKIN

The second thighs should be well developed with prominent muscles.

    1. KNEESTIFLE

The knees are strong, firm and correctly angulated.

    1. HOCK JOINTS

The hock joints are firm with correct curving .

    1. HOCKS

The hocks are relatively short, strong and thick. The hocks are parallel. (Dewclaws should not be present).

    1. HIND PAWS
      The hind paws are slight smaller than the front paws. They should be well padded, rounded and should point straightforward. The nails are strong dark and curved.

 

MOVEMENT

Movement should be easy, smoothly powerful, by means of good propulsion of the hindquarter and parallel movement of the legs. In movement, a straight top-line should be maintained.

SKIN

The skin is thick, loose, well pigmented with moderate wrinkles.

PELT/HAIR
13.1 The pelt is short, sleek and dense.
13.2 Recognized colours are cream white, pale tawny, reddish brown, brown and all shades of brindle.

SIZE

           MALE DOGS

The ideal height for a male dog is 66cm(25 inch). It can, however, be a minimum height of 60cm

and with no maximum  height; as long as it is in good balance.

BITCHES
The ideal height for a bitch is 61cm (24inch). It can vary between 55 and 69cm.

GENERAL HEALTH


       The Boerboel enjoys exceptional health, due to natural selection.

PIGMENTATION


       The Boerboel is well pigmented, especially on the lips, paws, toenails and genitals.

DISQUALIFICATIONS

  1. A dog which is too small.
  2. A dog which is too big.
  3. An overly aggressive dog.
  4. A head which is too small and nondescript.
  5. Any variation of a black muzzle.
  6. An underbid of more than 1cm.
  7. A noticeable overbite.
  8. A narrow mouth.
  9. A long mouth.
  10. A sharp mouth.
  11. Blue eyes.
  12. Erect ears.
  13. A narrow chest.
  14. Bandy legs.
  15. A hollow back.
  16. Cows hocks.
  17. Sickle hocks.
  18. Straight hocks .
  19. Clumsy and unbalanced movement.
  20. White and piebald (prominent white on the body).

Any sign of another dog breed.

More information can be found at :

  • Europe: www.sabt.info
  • South Africa: www.sabt.co.za/

 

HBSA :

 

Boerboel Breed Standard

  1. General Appearance
    The Boerboel is a big Mastiff type, sturdy and smooth coated dog. Although the Boerboel should be strong of limb and muscular, it should also be agile and buoyant in movement. The Boerboel should on no account be leggy, nor must he be too short in the leg. A Boerboel’s overall conformation should allow him to attain the highest degree of propelling power, together with the greatest length of stride that is compatible with the length of body. Weight is not a certain criterion of a Boerboel’s fitness for his work-general shape, size and contour are the main points – the dog being in proportion the main requirement. . Males should preferably weigh in excess of 50kg. , with the ideal weight being approximately 65kgs.
    N.B. . Old scars and injuries, the result of work or accident, should not be allowed to prejudice a Boerboel’s evaluation, unless they interfere with its movement or with its effectiveness for work or stud.
  2. Size, Proportion and Substance
    Size In line with present day requirements, a full size, well balanced dog should ideally measure in height from the withers to the ground, 70 centimeters, but in any event should not be shorter than 60 centimeters – The bitch being proportionally shorter with an ideal height of 65 centimeters, but in any event not being shorter than 55 centimeters – height being related to weight.
    Balance – This may be defined as the correct proportions of certain points, when considered in relation to certain other points. It is the keystones of a Boerboel’s anatomy. The main points for consideration are the relative proportions of skull and foreface; head and back; height at withers and length of body from shoulder point to buttock – the ideal proportion being reached when the last two measurements are almost the same (9:10 ratio) . It should be added that, although the head measurements can be taken with accuracy, the height at withers and length of back and coat are approximate, and are inserted for the information of breeders and exhibitors rather than as a hard-and-fast rule.
    Proportion – In proportion, the length of back(length from point of shoulder to tail set) is not equal to distance from withers to ground, or slightly longer than tall, in a ratio of 10 to 9. The Boerboel must not evolve towards a square conformation.
  3. Head
    The head is a very important feature of the Boerboel, as it represents it’s total character. The head is short, broad, deep, square and muscular with well filled cheeks. The Boerboel should have an alert and intelligent expression. The top of the skull (occiput) is broad and flat, and from the side the muzzle and head are square. The skull must gradually decrease in width to the eyes and the stop should be visible but not prominent.
    Eyes – Eye color ranges in all shades of yellow and brown, but 90% of dogs’ eye color is lighter than the pelt. The eyes should be horizontally and wide set and looking straight forward, with firm well-pigmented eyelids. Eyes should not be protruding or set too deep, and haws should not show. Blue eyes must be seen as a serious fault.(disqualification)
    Ears – – The ears should be of medium size, V-shaped and of moderate thickness. The ears are set high and wide against the skull. Ears should drop side ways close to the cheek. When the dog is interested, the ears should form a straight line with the top of the skull (occiput). The ideal length is when the lower tip of the ear is in line with the eye.
  4. Disqualification – Rose, tulip, pricked or full drop is a serious fault.
  5. The nasal bone is straight and as near to parallel as possible to the top line of the head, and should taper slightly from eye to muzzle, with or without a black mask. The nasal bone should be in proportion to the skull (approximately 8-10 cm long). The ratio between skull and nasal bone being 1/1.5:1
    The muzzle – is black with large nostrils which are largely spaced.
    Disqualification -Liver colored, white or spotted nose.Lips – the upper lip is loose and fleshy, and should not hang lower than the lower jaw. The upper lip (beneath the muzzle) should cover the lower lip
    Jaws – upper and lower should be strong , broad and muscular. The jaws should not be flat or snipey.
    Teeth – The teeth should be white, well developed, correctly spaced, a complete set of 42 teeth and should have a scissors bite- a bite in which the outer side of the lower incisors touches the inner side of the upper incisors. Penalization – badly overshot and badly undershot – i.e. more than 1 cm.
  6. Neck – The neck is muscular and clean in outline, with no dewlap (the skin must be loose under the throat and stretched taut between the forelegs). The neck shows a noticeable muscle curve and gradually widens toward the shoulder. The neck must be in proportion to the rest of the dog. An over long or short neck should be considered a fault.
  7. Body
  8. Forequarters – 1. Front legs are thick, strong and muscular to support overall balance of dog.. The forelegs viewed from any direction must beas straight as possible and stand perfectly vertical, without knees or feet turning either in or out.. The front pasterns should are short, strong and a vertical extension of the front legs and pastern joints. The distance from the knee (stifle) joint and pastern (wrist) joint must not be too long to ensure a well balanced dog capable of fluent movement. Shoulders should be well laid back, with good muscle development. The upper arm should have good muscle development. The chest must be strong, wide and deeply set between the fore legs, with well attached and curved ribs. The ribcage should be in proportion to the chest. The front paws are big, well padded and rounded with strong, dark and short toenails. The paws should point almost straight forward. Most large breeds’ front paws however turns slightly outward
    Top line – the top line should be straight.
    Hindquarters – The back is straight, broad and in proportion, with prominent back muscles and a short loin. A straight “tabletop” back is however not ideal for efficient movement, a very slight dip behind the shoulder ensuring better overall movement. The back sloping slightly toward the loin are sometimes seen in young Boerboels. The hindquarters should be firm, strong and muscular and enhance effective propulsion. The hind quarters should be free from droop or crouch. The upper and second thigh (gaskin) should also be well developed with prominent muscles. Knee (stifle) – the knees are strong, firm and correctly angulated. The hock joints are strong and firm with correct curving (45° ) , the hocks are relatively short, strong and thick. The hocks are parallel. (Dew claws , if any are generally removed) The hind paws are slightly smaller than the front paws. They should be well padded, rounded and should point straight forward. The nails are strong, dark and short. Tail – the tail is attached high to the body. It should be straight and is generally docked at three joints, however, long tails are also accepted.
    Faults  – a prominent dip behind the shoulder, a round back, and a sloping loin, is a sign of poor rib- and or back development. Loose shoulder blades are also considered a fault. A large male has a “saddle” behind his shoulder blades, and behind this “saddle” is a slight “dip”. This “saddle” consists of muscles.
  9. Coat – the coat is thick, smooth, short and loose, with dark pigmentation on the skin under the hair. Moderate wrinkles on the forehead when the dog is interested. The belly and underside of the thighs should be bare. Long hair is a definite sign of another breed.
  10. Color – All colors are accepted, although poor pigmentation is penalized
  11. Gait / Movement – 1. A smooth, powerful ground-covering ability must be seen. Movement is the crucial test of conformation. The principal propulsion power is furnished by hind legs. Perfection of action being found in the Boerboel possessing long thighs and muscular second thighs well bent at the stifles. When approaching, the forelegs should form a continuation of the straight line of the front , the feet being the same distance apart as the elbows. At a trot, both front and rear legs tend to converge toward the center line of gravity. The Boerboel must show good extension both front and rear. Viewed from the side, the top line is firm and parallel to the line of motion – in other words in movement a straight top line should be maintained.
  12. Temperament – From past history of the Boerboel, the modern dog draws its character of indominatable courage, high intelligence, and tenacity. The Boerboel is also reliable, obedient and has a strong watchdog instinct. This coupled with its affection for its friends, and children in particular, its off-duty quietness and trustworthy stability, makes it a foremost all-purpose dog. The Boerboel has a quick and intelligent mind and is easily trained. He is outgoing and shows a tremendous willingness to please. He makes an excellent family dog as well as a trustworthy hunting companion.
  13. Disqualifications / Penalisations
    • A dog which is too small (D)
    • A dog which is too big (D)
    • An overly aggressive dog (D)
    • A too small and nondescript head (D)
    • A livered colored muzzle (D)
    • An under bite more than 1 cm (P)
    • A noticeable overbite (P)
    • A narrow , long or sharp mouth (D)
    • Blue eyes (D)
    • Erect ears (D)
    • A narrow chest (P)
    • Bandy legs (P)
    • A hollow back (P)
    • Cow hocks (P)
    • Sickle hocks (P)
    • Clumsy and unbalanced movement (D)
    • Poor pigmentation (P)
    • Any sign of another dog breed (D)

 

EBBASA :

Breeding Standards of the South African Boerboel

  1. Characteristics
    -The Boerboel must have a good temperament
    -The Boerboel must be intelligent with a steadfast and balanced nature and be    faithful to his master until death.
    -The Boerboel must possess the characteristics of a good watchdog and be loving towards his owners with a special liking of children
    -The Boerboel must possess good self-confidence2. General appearance
    · The Boerboel must be large, solid, strong and muscled
    · The Boerboel must be a well-balanced dog in all respects3. ConformationThe Head
    – Must be large and strong
    – Must have a typical Boerboel appearance
    – Must be symmetrical and balanced in relation
    – Must be flat between the ears
    – The bridge of the nose of the male dogs may be a maximum length of 10cm and that of the
    bitches 10cm. The nose must be straight with no upturn.

    The Eyes
    – Must be well-formed
    – Must be pigmented
    – Must not bulge

    The Ears
    – Must be medium and v-shaped and in relation to the rest of the head
    – Must fall naturally against the head

    The Mouth
    – The jaw must be strong, straight and broad
    – The jaws must shut well. The ideal is a scissor bite. The maximum difference allowed
    between the jaws is 1cm
    – The lips must be pigmented and not too fleshy and must cover the teeth

    The Neck
    – Must be strong, muscled and in relation to the rest of the dog

    The Forequarters
    – The chest must be strong, muscled and broad in relation to the dog and its body
    – The front legs must be straight, sturdy and strong
    – The shoulders must be strong, muscled an supple
    – The elbows must not stand out or bend in so that the dog has comfortable movement of his
    front legs

    The Body
    – The length must be in relation to the size of the dog
    – It must form a balance between the chest and the hindquarters
    – The back must be strong and straight

    The Hindquarters
    – Must be strong and muscled
    – The hindquarters must be well formed
    – The hind legs must be sturdy and strong
    – The hocks must not bend in or out

    The Feet
    – Must be well cushioned and not sharp
    – Must be in relation to the rest of the dog
    – Must not turn in or out

    The Tail
    Must be docked (long tails are allowed)
    – It must form a unity with the dog – must not be too high or too low or too sloped or too
    curved

    The Coat/Colour
    – The coat must be short and smooth
    – The colour of the dog must fulfil the colour requirements

    Movement
    – The movement of the dog must be powerful
    – The movement of the dog must be in line front to rear, when seen from the front or the
    rear

    General
    – The general picture of the dog must be that of a typical Boerboel
    – No sign of any other breed of dog must be seen in the picture

Disqualifying Characteristics

General Appearance
Clumsy, unbalanced appearance and/or movement
Too large and/or too heavy
Too small and/or too light
Any sign of any other breed of dog
Males over 68cm to shoulder
Males under 64cm to shoulder
Females over 66cm to shoulder
Females under 60cm to shoulder

Aggressive Nature
Aggressive and uncontrollable when the owner handles the dog

Head
Too small, characterless head
Short upper jaw/long lower jaw
Liver coloured or pigmentless nose
Sharp mouth
Blue eyes

Conformation
Chest too small
Cow hocks
Bandy legs
Front legs fold in or stand out
Curly hair/long hair
Whiskers on mouth
Saddle-backed
Straight legs

Colour
Black
Piebald
White
With one eye or both eyes white

Deviations
Deviations from the Breed Standard should be recognised and faults and the degree thereof
will determine the penalisation

Geschiedenis

De geschiedenis van de Boerboel

De geschiedenis van de Boerboel

Inleiding

Je zal al wel gemerkt hebben dat de informatie over Boerboels op veel websites hetzelfde is. Dat is niet anders op deze site. Toch heb ik geprobeerd om me nog iets meer te verdiepen in hun geschiedenis. Ik hoop u zo een uitgebreid beeld van hun afkomst te kunnen bieden.

Als u Boerboel gaat opzoeken in de woordenboeken en encyclopedieën zal u u volgende definitie vinden: grote boerderijhond met onzekere oorsprong. Vandaag is die definitie echter onjuist! De Boerboel is uitgegroeid tot een volwaardig hondenras.

Oorsprong Boerboel

Langdurig onderzoek heeft uitgewezen dat de voorouders en bloedlijnen van de Boerboel tot in de tijd van Herodotus (440 voor Christus) en tot in Tibet, Assyrië en Babylon kunnen worden teruggevoerd. In Assyrië werden honden gebruikt als soldaten. Ze waren zelfs met harnassen uitgerust om zich te beschermen! En toen de Assyriërs in 664 voor Christus Egypte binnenvielen, onder leiding van de Assyrische koning Assurbanipal, werden ook de hondsoldaten meegenomen. Zo raakten ze steeds verder verspreid over de rest van de wereld.

De Boerboel behoort tot de Molossers, die hun oorsprong vinden in de Tibetaanse Mastiff. De oorsprong van de Tibetaanse Mastiff moet worden gezocht in het onherbergzame gebied van Tibet, waar de hond als taak had de kudde en het erf van zijn nomadenstam te beschermen. Karaktertrekken die ook eigen zijn aan de Boerboel en tot op de dag van vandaag terugvinden!

Maar niet enkel koning Assurbanipal is verantwoordelijk voor het verspreiden van de voorouders van deze grote honden. Ook Alexander de Grote heeft hierbij geholpen. In 326 voor Christus kreeg hij, naar verluidt, een cadeau bestaande uit 156 grote honden die speciaal getraind waren om leeuwen en olifanten te bevechten.

Door de eeuwen heen hebben de honden zich in twee verschillende types ontwikkeld. Het eerste type, het Mastiff type, werd gebruikt voor bescherming en vervulde nog altijd de functie van soldaat. Het tweede type werd gebruikt voor jachtdoeleinden. Beide types waren stevige, goedgebouwde, grote werkhonden met enkele kleine verschillen in hun voorkomen en hun bouw. Het is algemeen bekend dat alle nu bekende hondenrassen in de westerse wereld afstammen van deze twee types. Ongeveer 600 jaar geleden zijn de Europeanen begonnen met het gespecialiseerd fokken van deze twee types honden. Door selectie en kruising van beide types zijn tal van andere rassen ontstaan. Sommige honden werden speciaal gefokt voor het jagen, anderen om het apporteren van de prooi of het bewaken van het vee… Er was nog een ellenlange waslijst taken waarbij de hond werd ingezet, maar de basis van al deze honden was toch het sterke oerras van de hondsoldaat uit het verleden.

Toen Jan van Riebeeck naar de Kaap kwam in 1652 bracht hij zijn eigen grote sterke hond mee om hem en zijn familie te beschermen in dit wilde, onbekende ruige land. Deze hond stond bekend als “De Bullenbijter”, een grote zware mastiff-hond.

Bullebijters

Waarkomt de naam bullebijter vandaan ?

Op een gegeven moment dacht men dat vee dat opgejaagd was beter zou smaken daarvoor namen ze hun grote jacht honden en lieten die los op de stieren voor zowel vermaak als voor het zogenaamd verfijnen van het vlees.

In deze tijd was de “oerhond” flink gediversifieerd en veel land uit de westerse wereld hadden hun eigen kenmerkende rashond. De kolonisten die zich na Jan van Riebeeck vestigden, brachten eveneens hun sterkste honden mee om zichzelf en hun familie te beschermen tegen al de gevaren van dit vreemde land. Er arriveerden dus honden uit verschillende landen! Doordat de pioniers zich steeds verder land inwaarts verplaatsten, raakten de hond ook steeds meer geïsoleerd, wat de inteelt in de hand werkte. De inteelt had tot resultaat dat de karakteristieke eigenschappen van de originele Assyrische hond weer te voorschijn kwamen!

Overleven was het meest belangrijke en de hardheid van de Boerboel is (tot op de dag van vandaag) daar op terug te voeren. Aangezien er geen dierenarts en medicijnen aanwezig waren, moesten de honden in grote mate voor zichzelf zorgen. Tijdens “De Grote Trek” waren de kenmerken van de Boerboel goed herkenbaar, te zien op oude tekeningen. Echter na “De Grote Trek” vond er op de meest afgelegen boerderijen steeds meer inteelt plaats, waarbij enkel de grootste en sterkste honden overleefden. Zijn pioniersbaasjes eisten dat hij niet enkel een goede vriend voor de familie was, maar ook dat hij een werk-, waak- en vechthond was. De families konden zich immers niet veroorloven om een ongehoorzame, humeurige, ziekelijke hond te hebben. Ze moesten erop kunnen vertrouwen dat hij de familie beschermde, dat hij voor ze werkte, doodde en vocht!

Omstreeks 1900 waren de karakteristieken van de “oerhond” weer duidelijk zichtbaar. Deze hond stond bekend als de “Bole”.

Het begin van de 20e, echter, werd de Boerboel bijna fataal. De trek naar de stad (urbanisatie) zorgde voor veel kruisingen tussen verschillende rassen, waaronder de Boerboel. Alles wat kon blaffen werd gekruist en de typische “Bole” begon stilaan van het toneel te verdwijnen. Pas in de jaren tachtig werd er een serieuze speurtocht op touw gezet om de oorspronkelijke boerderijhond terug te vinden!

Een andere factor die mogelijk heeft bijgedragen tot het ontstaan van de hedendaagse Boerboel, is het overgaan van de kolonie in Britse handen. Er wordt gezegd dat de Britten die naar de Kaap kwamen, hun Bulldog meebrachten. Door kruising met de Mastiff heeft men de uiteindelijk Bullmastiff verkregen.

De Bullmastif is pas in 1928 in Zuid-Afrika ingevoerd om de diamantmijnen te bewaken. Deze “imigranten”honden hebben samen met de honden, die de kolonisten bij de Hottentotten gekregen hadden, een rol gespeeld in het ontstaan van de Boerboel.

Volgens de overlevering zijn deze honden na de “Anglo-Boere-oorlog” in 1902 gekruist met de langbeen Bulldog en in de late veertiger en vroege vijftiger jaren met de Bullmastiff. Deze geschiedenis is vooral bekend onder de boeren van Noord-Oost Vrijstaat, Noord-Natal en in delen van Transvaal.

Begin jaren tachtig werd de S.A.B.T. , South African Boerboel Breeder’s Association, opgericht. Het hoofddoel van de organisatie was om de originele Boerboel zijn rechtmatige plaats te laten innemen als unieke Zuid-Afrikaanse hond tussen alle andere hondenrassen op de wereld. Al gauw volgde er een speurtocht over duizenden kilometers. Men begon met geselecteerd fokken, wat vaak tot teleurstellingen leidde, maar ook tot immense vreugde. Eindelijk was de hond van onze voorvaders klaar om geregistreerd te worden als zuiver ras.

In augustus 1980 werd de eerste selectietoer ondernomen door de stichters van de SABT. In totaal hebben ze 5500 km afgelegd en 250 honden gekeurd, waarvan er slechts 72 werden geselecteerd om geregistreerd te worden!

In de tussentijd is de SABT uitgegroeid tot een vereniging met meer dan 500 leden verspreid over heel Zuid-Afrika en Namibië. Ook Europa heeft nu een eigen afdeling van het SABT.

In 1998 werd het HBSA opgericht. Dit is de op één na grootste boerboelorganisatie (SABT is de grootste). Het HBSA beweert geen concurrent te willen zijn van het SABT, maar hun activiteiten berusten alleen op een wat meer wetenschappelijke aanpak bij het ontwikkelen van het ras de Boerboel. De standaarden liggen niet ver uit elkaar, de verschillen zijn zo klein dat ze verwaarloosbaar zijn.

Nu is er nog een organisatie te weten EBBASA. Deze organistaie is het gedachtenkind van Piet Sprinkhuizen, die gedurende vele jaren aan dit concept gewerkt heeft.

Nadat hij door het land had gereisd waarbij hij Boerboels zowel ging bezichtigen als keuren, merkte hij op, dat er op een aantal goede Boerboels na, redelijk wat honden als Boerboel ‘geklasseerd’ stonden die de echte Boerboel geen recht doet. Ook in Europa en bij de Europese fokkers, die Boerboels hadden geïmporteerd, kwam hij dezelfde problemen tegen en kreeg klachten en beledigingen te verduren aan het adres van de Zuid-Afrikaanse fokkers en puppy exporteurs. In de VS vond hij dezelfde ontevredenheid terug bij kopers, vandaar de oprichting van EBBASA.

Tibetaanse Mastiff

In het boek ‘Le Sage de Dogue de Bordeaux’ schrijft Raymond Triquet:

‘Wat weet men over de Mastiff van Tibet in vroegere tijden? NIETS. En toch heeft men hele bladzijden vol geschreven over deze hond. We kennen allemaal de zich steeds herhalende traditionele geschiedenis van één auteur naar de andere, zonder het bewijsmateriaal.’

Over het algemeen neemt men aan dat de molossers zijn ontstaan uit de Tibetaanse Mastiff. Er bestaan eigenlijk geen bewijs van het “feit” dat de molossers afstammen van de Tibetaanse Mastiff. Raymond Triquet geeft in zijn boek aan dat de geschiedenis door de auteurs gekopieerd worden van andere auteurs, en daarmee dus ook de fouten en onwaarheden van die auteurs. Gelukkig zijn er ook mensen die het niet zomaar voor lief nemen en het verder onderzoeken. Ik zal met jullie delen wat ik gevonden heb, zodat jullie zelf je conclusie kunnen trekken.

Hilzheimer geloofde dat de voorouder van de Molossers een kortsnuitige wolf was, die volgens hem afkomstig was uit Centraal-Zweden. Pira vond tijdens opgravingen op de site ‘Stora Förvar’, op het eiland Stora Karlsön in Zweden, overblijfselen van hondenschedels uit de steentijd. De schedels waren van een kortsnuitige hond die tekenen van domesticatie vertoonde. Pira classificeerde deze hond als Canis Familiaris Palustris Rutim. Stauder en Hauck kwamen beiden tot de conclusie dat alle Europese Mastifftypes zich plaatselijk ontwikkelden uit Neolitische honden, op verschillende tijdstippen en verschillende plaatsen. Verder schreef Hauck, die als een expert wordt beschouwd wat betreft de hondengeschiedenis: ‘Ik kan niet akkoord gaan met de oude verhalen over de overbrenging van grote Mastiffs vanuit Azië naar Europa. Er zijn geen osteologische noch geïllustreerde voorstellingen om een ondubbelzinnig bewijs te leveren.’

Keller, Krämer, Tschudy en anderen probeerden het spoor naar de oorsprong te vinden van de Sint-Bernard en de andere Zwitserse Sennenhonden naar de Tibetaanse Mastiff via de Molossers, maar kwamen tot de conclusie dat er absoluut geen wetenschappelijke feiten konden gevonden worden om deze theorie te steunen. Noch geschreven documenten, noch afbeeldingen of osteologisch bewijs kon geleverd worden om deze opvattingen te bevestigen. Professor Th. Struder beweerde dat er al in de Bronstijd (1299-800 v. Chr.) er een Mastiff-achtige hond bestond van gemiddelde grootte (65-70 cm schofthoogte) in Centraal-Europa, meer bepaald in het gebied dat we nu kennen als Zwitserland.

Uit bovenvermelde onderzoeken kunnen we aannemen dat honden een verkorting van de snuit ontwikkelden en een brachycefaal (kortschedelig) type ontwikkelden, onafhankelijk van elkaar. De geschiedenis leert ons echter dat hondenrassen van de ene locatie naar de andere werden gebracht vanaf dat de mens zijn nomadisch leven begon. Deze honden werden gekruist met elkaar, met als resultaat dat alle moderne Molosserrassen in mindere of meerdere mate met elkaar verwant zijn. Toch zijn er vandaag toch ook nog rassen met een brachycefaal hoofd, die helemaal niet verwant zijn met de Molosserrassen.

 

De Tibetaanse theorie stelt dat de Tibetaanse Mastiff de voorouder is van alle Molosserrassen. Maar eerst dient nog vermeld te worden dat er geen bewijsmateriaal gevonden kan worden in Tibet om deze theorie te staven, geen documenten en geen kunst.

Voorstanders van de Tibetaanse theorie gebruiken de beschrijvingen van de Marco Polo over de zeer grote Tibetaanse honden als een bewijs dat de Tibetaanse Mastiffs de echte Molossers zijn, waarbij men Polo’s beschrijvingen vergelijkt met de grote honden die worden voorgesteld op de Assyrische reliëfs. Ook heeft Marco Polo het over honden zo groot als ezels! Vandaag is er echter geen enkel ras dat aan deze eis voldoet…

Verder beweren de voorstanders van de Tibetaanse theorie ook nog dat de hond op de plaat van Niniveh, die gedateerd wordt rond 580 v. Chr., een Tibetaanse Mastiff is die uit de bergen naar de vallei gebracht werd. Deze bewering rust enkel en alleen op het feit dat de hond een dikke, ruige staart heeft die hij net op dezelfde manier draagt als de huidige Tibetaanse Mastiff.

Molossers

Meer dan 11.000 jaar geleden begon de mens voor het eerst vee te houden in het Midden-Oosten, en de behoefte aan honden voor bescherming van hun vee was onmiskenbaar. In die tijd was het Midden-Oosten de thuis van vele grote en gevaarlijke roofdieren. Zonder grote honden zouden deze eerste pogingen tot het houden van vee zeker hebben gefaald. Deze eerste boeren evolueerden uit de nomadische stammen in de regio en we kunnen met zekerheid stellen dat zij al in het bezit waren van honden (ref. Multiple and Ancient Origins of the Domestic Dog) die al genoeg karakteristieken vertoonden om geclassificeerd te worden als Molossers!

Toen de nomadische volkeren begonnen met landbouw en later de eerste steden bouwden, brachten ze deze vroegere kuddebewakers met zich mee en deze honden evolueerden zo naar de Assyrische Mastiffs.

Deze pre-Molosser, die de voorouder is van de Assyrische Mastiff, kon men terugvinden in grote gebieden van het Midden-Oosten en Centraal-Azië, waar men ze nu nog steeds aantreft bekend als de Centraal-Aziatische Ovtcharka.

Dit ras is de voorouder van alle Molosserrassen, inclusief de Tibetaanse Mastiff, die in feite gezien kan worden als één van de vele varianten van de Centraal-Aziatische Ovtcharcka, waarbij zijn rasspecifieke kenmerken verder ontwikkeld werden door de isolatie in het Tibetaanse hooggebergte. In dit enorme gebied verschillen de honden misschien een klein beetje in type, grootte en vacht, maar ze kunnen zonder problemen gezien worden als hetzelfde type hond.

Strebel was niet ver van de waarheid toen hij het volgende concludeerde (na onderzoek van alle bekende historische bronnen): ‘Naast de grote en overwegend donker gekleurde honden die de Assyriërs en de Babyloniërs bezaten, bestond er ook een lichtgekleurde en minder zware hond die werd gebruikt als veedrijver en jachthond. Dit ras moet de Molossian genoemd worden.’ Strebel stelde, waarschijnlijk zonder het zelf te beseffen, de Centraal-Aziatische Ovtcharka voor, die een link is tussen de vroege Molossers, de Assyrische Mastiff, de grote kuddebewakers, de berghonden en de Europese Mastiff. Dit is een ras dat alle nodige karakteristieken heeft om verder te kunnen ontwikkelen naar alle andere Molosserrassen.

 

Wynn schreef in 1886: ‘Kolonel Rawlingson was geneigd om te denken dat de Mastiff-sculpturen op de Assyrische reliëfs van het Tibetaanse ras waren. Maar zij komen niet overeen wat betreft bepaalde uiterlijke karakteristieken met de meer moderne exemplaren van het ras, en ik ben meer geneigd om te denken dat deze Mastiff-sculpturen een ras voorstellen dat ofwel leefde in Assyrië zelf op dat moment, ofwel elders was geïntroduceerd vanuit Sarmatië, Albanië, Hyrcanië of Iberië, ofwel uit een ander noordoostelijk deel van Azië boven Armenië.’

De conclusies van deze eerste onderzoekers werden snel vergeten, overschaduwd door de Tibetaanse theorie en het feit wat Wynn naar voren bracht, namelijk dat de beste geïmporteerde exemplaren van de Aziatische Mastiff uit de Tibetaanse regionen kwamen. De conclusie die volgt is dat de Centraal-Aziatische Ovtcharka de enige mogelijke voorouder is van alle Molosserrassen, gebaseerd op natuurlijke verspreiding, archeologische vondsten, de evolutie van de mens en zijn landbouwcultuur, en het feit dat dit ras de levende link vormt tussen alle andere Molosserrassen.

Maar er is nog een andere mogelijkheid, zoals beschreven door Pièrre Megnin in 1981 in zijn “Stockbreeder”, namelijk dat de Mastiff van Tibet de oorspronkelijke Molosser is.

Bron: marco.vandenbrink

Boerboel rasinfo

Boerboel rasinfo

Afrikaans hondenras Boerboel

De Boerboel is een groot, krachtig hondenras dat zijn oorsprong vindt in Zuid-Afrika. Het ras is ook bekend als de Zuid-Afrikaanse Mastiff.
De Boerboel is een groot, gespierd en imposant hondenras. De onderscheidende kenmerken van dit ras zijn de grootte, kracht en behendigheid. Het heeft een groot hoofd met hangende oren en een uitstekend reukvermogen. De Zuid-Afrikaanse Boerboel is een van de meest intimiderende hondenrassen ter wereld.

Rasbeschrijving van de Boerboel

De Boerboel is het enige ras in de wereld dat gefokt wordt voor terrein bewaking, gezins bewaking als wel persoons bescherming dit ten aller tijden en op eender welke plaats. Hij / zij zal zonder opdracht zijn / haar hele leven over jou en je gezin (onder het gezin vallen ook eventuele andere huisdieren) waken. Een onbeheerste hond die humeurig blijft na een berisping, mag geen Boerboel worden genoemd. Een boerboel heeft een zeer stabiel en evenwichtig karakter. Dit is en zal altijd zijn beste karaktereigenschap moeten zijn. Je eigen Boerboel zal zich moeten kwalificeren om je beste vriend te worden. Hij moet weten wat je denkt en voelt, wanneer jij je bedreigt voelt. Hij moet weten wanneer je je goedkeurig of ongenoegen over een onbekende duidelijk maakt door woorden of uitdrukkingen. Hij moet je angst herkennen. En iedere Boerboel eigenaar moet dit kunnen bevestigen.

Deze karaktereigenschappen moeten herkenbaar zijn vanaf de puppy-tijd: Hij zou met een grom duidelijk moeten kunnen maken: Ik ben d’r altijd en ik bescherm je met mijn leven”. En voor eigen zal hij ten alle tijden klaar staan. Als jij vind dat “het” goed is dan zal je boerboel daarmee instemmen zonder twijfels.

Je zult al snel merken dat je op je hond kunt rekenen niet alleen bij problemen maar zijn karakter is zeer stabiel waardoor je niet snel voor verrassingen zult komen te staan. Ook zul je merken dat je te maken hebt met een intelligente hond.

Als je hem toelaat om aan te vallen, zal hij grommen als een leeuw en vecht woest zonder zijn eigen veiligheid in actie nemen. Geen wonder dat Aristoteles de voorvaders van de Boerboel Leontix noemde, wat betekent: Leeuwenzonen. De Romeinen dachten dat deze honden blijkbaar verkregen waren door het kruizen van een hond met leeuw.

Er zijn gevallen over de boerboel bekend dat deze keer op keer het gevecht won van een luipaard. Hij is zeker een kindervriend en een speelkameraadje voor de kinderen. Hij accepteerd niet alleen 1 persoon van de familie als baas, maar accepteert de bescherming van de hele familie als zijn taak en heeft affectie voor de hele familie, zonder uitzondering. het voelt voor hem alsof de hele familie van hem is en het zijn enige doel is om hen te beschermen, als het moet met zijn leven.

Onze voorouders eisten het volgende van hun Boerboel: Gedurende de dag moet de hond mee met de kinderen naar het veld om aldaar de schapen te beschermen en een haas te vangen voor de lunch. Hij moet hen ook beschermen voor al het gevaar dat op hen loert. En in de avond hoort hij voor het vuur te liggen en te beschermen tegen alle gevaren wat uit de duisternis naar voren komt.

De aard van de boerboel

  • Standvastig
  • Betrouwbaar
  • Intelligent
  • Een sterk waakinstinct
  • Zelfverzekerd en zonder vrees of pijngrens
  • Bijzonder gehecht aan gezinsleden en kinderen
  • Een kindervriend en speelkameraad
  • Gehoorzaam
  • Lief voor “goed volk”
Optimized by Seraphinite Accelerator
Turns on site high speed to be attractive for people and search engines.